Oonze Iene naar vertaling
Wiej hadn biej oons wa zeuvn keender.
keerl, t gung der joa mangs of!
Töt t oons vaar te völle wördn,
en dan scheut hee oet zien' slof.
En zoo leern wiej met de joarn
oons met blikn te verstoan,
ingewikkelde gesprekn
wördn met n haalf woord of-edoan:
Waar? Doar. Dizn? Joa. A'j... Ik? lej! Nee.
Moo! Heurt de vaar! Vaar? Noe! Joa vaar.
Vrog in t veurjoar kwam nen vrömdn
motorriejer biej oons an
met zon pötjen op zienn kop
en met zonn leern jas an.
En hee staln zich zienn motor
biej oons achter op n plas,
nöm dat pötjen van n kop
en pakn kraantn oet n jas.
Woarveur? Woarvan? Woareargns? Hoo wied?
Hoo hard? Wat kost? En wat is t oe weerd?
Joa, hee kwam veur oonze Iene
hillemoal oet 'Vriezenveen'
en hee har op dee masiene
zoo onmeundig köaldte leedn.
Vol ontzag zetn wiej um doo blej oons
in t hoes kort biej n heerd
en met n aln mooi dom kiekn
wat hee zooal har eleerd.
Wiej snapn der alns nich van.
Hee dreain met de oogn.
Was e planetoloog?
Hee wreef zich n moal an de kinbakn.
Was e kaakchirurg of zoo?
Hee staampn met de veut.
Was e seismoloog?
Hee kneep zich n moal in de oom en doo zeg e:
'O soms dan zijn ze o zo koud
en soms dan zijn ze gloeiend heet.'
Oo mien God. Wiej hadn te maakn
met zonn Iyriesn poëet.
Met dat wiej tehope kreupn
in n angstig s'il vous plaît
sprök de vaar de wieze weurde:
'Joa, dat wisselt wel eens, hè.'
Doar he'k ut! Dee oorn, zukke mooie grote oorn.
En dan wier wit, en dan wier rood,
en zoo groot, zoo groot, zoo groot, zoo groot.
's Aandersmorns gung oons vaar
fluitnd hen naar ut fabriek.
Oons moo bidn rooznkraansn
en wiej wam eens nich katholiek.
Greuts leup ik op school an
- ik har mien hoesweark nich eleerd -
ik trök miej alleen nog an de oom
en ik heb ut oet-ebleerd:
Oonze lene hef nen vriejer! (2x)
Tekst: Fred van de Ven, Muziek: Triooo
Fred: zang, dobro;
Harm: baritonsax, mondharmonica;
René: elektrische gitaar;
Antoon Aukes: slagwerk;
Goaitsen van der Vliet: spaanse gitaar;
Michel Mulder: basgitaar
Bij Oonze Iene:
Sfeertekening van een Hengelo's gezin door de ogen van een tienjarig jongetje met ontzag
voor de ongeschreven huisregels. Een in het Twents opgestelde jeugdherinnering met nogal
wat dichterlijke vrijheid. De motorrijder waar de zuster van Fred verkering mee zou hebben gehad,
is in 1998 met veel moeite opgespoord: hij kreeg de eerste cd uitgereikt nadat hij
op een soortgelijke motor in soortgelijke kleding het café was binnengereden waar de cd
ten doop werd gehouden.
Onze Ineke, (vertaling) terug naar Twents
Wij waren thuis met zeven kinderen.
Man, we gingen soms tekeer!
Tot het onze vader te veel werd,
en dan ging hij tekeer.
En zo leerden wij met de jaren
ons met blikken verstaanbaar te maken.
Voor ingewikkelde gesprekken
hadden we aan een half woord genoeg:
Waar? Daar. Deze? Ja. Als je? Ik? Jij! Nee.
Mam! Luister naar wat je vader erover zegt! Papa? Nu! Ja papa.
Vroeg in het voorjaar kwam een vreemde
motorrijder bij ons op visite
met zo'n pothelm op zijn hoofd
en met zo'n leren jas aan.
En hij plaatste zijn motor
bij ons achter het huis,
nam zijn helm af
en haalde kranten onder zijn jas vandaan.
Waarvoor? Vanwaar? Waar ergens? Hoe ver?
Hoe snel? Wat kost? en Wat is het je waard?
Ja, hij was voor onze Ineke gekomen
helemaal uit Vriezenveen vandaan
en hij had op die motorfiets
hele erge kou geleden.
Onder de indruk lieten wij hem toen
binnen bij de kachel plaatsnemen
alwaar we konden kijken naar
wat voor gebarentaal hij zoal beheerste.
We begrepen er niet veel van.
Hij draaide met zijn ogen.
Was hij planetholoog?
Hij masseerde zijn wangen.
Was hij kaakchirurg of zo?
Hij stampte mijn zijn voeten.
Was hij seismoloog?
Hij kneep in zijn oren en toen zei hij:
'O, soms dan zijn ze o zo koud
en soms dan zijn ze gloeiend heet.'
Oh, mijn God. Wij hadden te maken
met een lyrische poëet.
Terwijl wij angstig samenkropen
in afwachting van wat er volgen zou
reageerde papa alleen maar door te zeggen:
'Ja, dat wisselt wel eens, hè.'
Ineens snapte ik het! Die oren, zulke mooie grote oren.
En dan weer wit en dan weer rood,
en zo groot, zo groot, zo groot, zo groot.
De volgende morgen ging onze vader
fluitend op weg naar het werk.
Onze moeder bad Weesgegroetjes
en we waren niet eens katholiek.
Ik liep trots naar school toe
- ik had mijn huiswerk niet geleerd -
ik trok steeds aan mijn oren
en ik schreeuwde het uit:
Onze Ineke heeft verkering, onze Ineke heeft verkering!